------------------------------GENEALOGIE  FAMILIE  UHL-----------------------------------
 

HOME

Stamboom Fam. UHL

  

            GENEALOGIE  FAMILIE  UHL

 

  

  

   DIT  VOORWOORD  IS  GESCHREVEN  NAMENS  DE  KINDEREN  UHL.

   Door:    R.N. LEEFLANG.

   De  ouders  hebben  een  respectabele  leeftijd  bereikt.
   vader   1907-1990  (82  jaar)  en  moeder  1912-2003   (91 jaar)
   Zij  woonde  sinds  de  veertiger  jaren  in  Amsterdam.
   Uit  dit  huwelijk  zijn  drie  kinderen  geboren.
   Een  dochter  en  twee  zonen.
   In  dit  gezin  gaat  de  stamboom-lijn  niet  verder.
   daar  er  geen  mannelijke  nakomelingen  meer  zijn.

   Bij  deze  wil  ik  de  heer  R. Uhl  bedanken  voor  zijn  medewerking
   aan  deze  genealogie,  (in  de  vorm  van  copy's. )

   Zie  elders  stamboom  Fam. Uhl.

  

 

  Illustratie: Gezicht op Willemsoord, (Overijssel) één van de koloniën van de Maatschappij van Weldadigheid. De illustratie van H.P. Oosterhuis
                 geeft een zeer positief beeld van het leven in de kolonie

   Inleiding:                

  6 MAART 1818, OPRICHTING VAN DE MAATSCHAPPIJ 

                         "VAN WELDADIGHEID"

   Op 5 maart 1818 krijgt Johannes van den Bosch een brief aangeboden van de minister via zijn
   dienstbode. De minister van Binnenlandse Zaken, de Zuid-Nederlandse jurist P.C.Gh. ridder de Conick,
   schrijft hem dat Zijne Majesteit met veel genoegen heeft kennis genomen van de plannen ter
   oprichting van een Maatschappij van Weldadigheid. Hij verwacht gunstige resultaten van de
   werkzaamheden van de voorbereidingscommissie.

   Van den Bosch op dat moment Chef-staf van luitenant-generaal De Constant Villars te
   Maastricht, maar hij verblijft regelmatig in Den Haag om te werken aan zijn plannen de armoede te
   bestrijden. Hij verheugt zich over de steun van de koning, voor wie hij zich de afgelopen jaren heeft
   ingezet om de organisatie van de troepen verplaatsing naar de koloniën op orde te krijgen.
   De armoede ziet hij als een van de grootste bedreigingen voor het jonge koninkrijk. Belangrijkste
   oorzaak voor de armoede is het gebrek aan arbeid, wat hij een ziekelijke toestand van de maatschappij
   vindt. Er is volgens van den Bosch in Nederland een kleine groep die, vaak zonder iets te doen
   in overvloed leeft en er zij heel velen die bij gebrek aan arbeid alleen kunnen bestaan door het
   medelijden, de giften van anderen. Dit grote contrast tussen rijkdom en armoede ziet hij vooral in de
   maatschappijen waar de grond, het productiemiddel bij uitstek, aan slechts enkele toebehoord,
   terwijl alle abderen van grond bezit worden uitgesloten. De provincie Holland is daar het meest
   schrijnende voorbeeld van. Het is het rijkste gewest van het land, maar het aantal en de diepe
   behoeftigheid van de armen is er veel groter dan in de anderen provincies. Op het platteland is
   haast geen werkloosheid. In de vruchtbare provincies Groningen en Friesland zijn maar weinig
   armen door gebrek aan werk en zelfs in armen gewesten als Noord-Brabant, Overijssel en Gelder-
   land zijn er nauwelijks bedeelden. Van den Bosch heeft een plan ontwikkeld om de armoede uit
   werkloosheid aan te pakken. Hij heeft het laten drukken en het zal nu zijn weg in de lande vinden
   onder de titel Verhandeling over de mogelijkheid, de beste wijze van invoering en de belangrijkste
   voordelen eender algemeen armen inrichting in het rijk der Nederlanden, door het vestigen
   eender landbouwende kolonie in des zelfs Noordelijke gedeelte. De brief van de minister is het
   bericht waarop hij zat te wachten. Vergenoegd leunt hij achterover in zijn stoel, die 6 maart 1818,
   en denkt terug aan alles wat hij de afgelopen maanden tot stand heeft gebracht. Met zijn vriend
   Paulus van Hemert, oud-hoogleraar in de letteren en de wijsbegeerte, heeft hij eind 1817 een
   Provisionele Commissie van Weldadigheid opgericht en een reglement ontworpen voor een
   Maatschappij van Weldadigheid. Dat kunnen zij nu laten verspreiden. Het is de bedoeling dat
   overal in het land subcommissies worden opgericht die gelden inzamelen voor de Maatschappij.
   Prins Frederik, de tweede zoon van de koning, heeft zich bereid verklaard het reglement te
   zenden aan alle provinciale, stedelijke en militaire overheden en naar de bezittingen overzee en
   de Maatschappij bij hen aan te bevelen. Een intekenlijst hoort daar ook bij.
   Alle Nederlanders kunnen lid worden.
   En velen zullen zich daartoe verplicht voelen, nu koningszoon zich voor zijn onderneming
   in spant om den toestand der armen en lagere volksklassen te verbeteren. Dus geen liefdadigheid,
   zo als tot nu toe gebruikelijk, maar het onderhoud dat de armen verschaft wordt, zal
   alleen gegeven worden in vergelding van arbeid, en nimmer zal men trachten dit oogmerk
   door liefdegiften te bereiken. Want daar ligt volgens Van den Bosch de kern van het probleem:
   al dat liefdewerk maakt de mensen lui en de werkloosheid groot. De oplossing is dan ook:
   arbeid door kolonisatie. Jaren geleden al hebben geleerden plannen bedacht om de woeste
   gronden te laten ontginnen door de armen mensen.
   Het aanzien van Overijssel, Gelderland en Brabant zou naar hun overtuiging dan in korte tijd
   geheel veranderen.  Maar het is er niet van gekomen. Nu de nood zo hoog is gestegen, moet
   het gebeuren. Hij correspondeert met L.W.P. van Borch het huis Hoonsdonk bij Breda over
   de inrichting  van een proefkolonie in Brabant, en met de schout van Vledder en Diever in
   Drenthe, mr.S.J. van Royen. Het landgoed Westerbeeksloot leent zich volgens Van Royen
   uitstekend voor kolonisatie. Deze laatste optie lijkt Van den Bosch het meest haalbaar.
   In Brabant willen de particulieren eigenaren hun grond liever niet afstaan voor de kolonisatie,
   maar in Drenthe is er maar een eigenaar:
   Richard A.L. Nobel. Met hem moet het mogelijk zijn tot overeenstemming te komen .